Mazmure
[dropcap style=” “]D[/dropcap]e Mazmure, of: Psalmen, nemen een centraal onderdeel in het leven van de Syrisch Orthodoxe gelovige. Tijdens de kerkdienst worden de Mazmure in meer of mindere mate opgenoemd.
In Christus
Christenen dienen zoals Christus te zijn. Dat betekent concreet dat wij in alle aspecten van ons leven ons richten tot Christus. Hoe moet ik handelen, wat is de zin van mij leven, welke kwaliteiten heb ik en hoe zet ik ze in, wie moet ik liefhebben etc. Al deze vragen worden door God beantwoord, en wij kunnen door Christus voorbeeld te volgen en begeleid te worden door de Heilige Geest een zinvolle leven hebben.
Barekh lMoryo
ܡܫܡܫܢܐ
Moryo qrithok
Misdienaar: Heer, ik roep U aan, haast U tot mij; neem mijn stem ter ore, als ik tot U roep.
Laat mijn gebed als reukoffer voor Uw aangezicht staan, het opheffen van mijn handen als avondoffer. Heer, stel een wacht voor mijn mond, waak over de deuren van mijn lippen; neig mijn hart niet tot iets kwaads om in goddeloosheid boze daden te volvoeren;
met mannen die bedrijvers van ongerechtigheid zijn, en laat mij van hun lekkernijen niet eten. Slaat een rechtvaardige mij, het is liefde, kastijdt hij mij, het is olie voor mijn hoofd, die mijn hoofd niet zal weigeren. Zelfs rijst mijn gebed nog onder hun boze handelingen; al werden hun rechters langs de rots neergestoten, zij zouden horen, dat mijn woorden liefelijk waren.
Zoals men de aarde doorploegt en openscheurt, zo liggen onze beenderen verstrooid aan de mond van het dodenrijk. Want op U, o Heer, zijn mijn ogen, bij U schuil ik; giet mijn leven niet uit.
Behoed mij voor de strik die zij mij spanden, voor de vallen der bedrijvers van ongerechtigheid. Laten de goddelozen in hun kuilen vallen, tezamen, terwijl ik ontkom.
Met luider stem roep ik tot de Heer, met luider stem smeek ik de Heer; ik stort mijn klacht voor Zijn aangezicht uit, ik maak Hem mijn benauwdheid bekend. Wanneer mijn geest in mij versmacht, kent Gij mijn pad.
Op de weg die ik ga, verbergen zij mij een strik; schouw ik naar rechts en zie ik uit – niemand ziet naar mij om; is mij de toevlucht ontvallen – niemand vraagt naar mij. Tot U roep ik, Heer; ik zeg: Gij zijt mijn toevlucht, mijn deel in het land der levenden.
Sla acht op mijn smeken, want ik ben zeer verzwakt; red mij van mijn vervolgers, want zij zijn sterker dan ik. Voer mijn ziel uit de gevangenis, om Uw Naam te loven; de rechtvaardigen zullen mij omringen, wanneer Gij wel bij mij zult gedaan hebben.
Uw woord is een lamp voor mijn voet, en een licht voor mijn pad. Ik heb gezworen, en ik zal het bevestigen, dat ik Uw rechtvaardige verordeningen zal onderhouden. Ik ben al te zeer verdrukt, o Heer, maak mij levend naar Uw woord. Aanvaard, HEER, de lof uit mijn mond en onderwijs mij in Uw voorschriften.
Mijn ziel is voortdurend in mijn hand; nochtans vergeet ik Uw wet niet. De zondaars hebben mij een strik gelegd; nochtans ben ik niet afgedwaald van Uw bevelen. Ik heb Uw getuigenissen genomen tot een eeuwige erve, want zij zijn mijns harten vrolijkheid. Ik heb mijn hart geneigd, om Uw inzettingen voor eeuwig te doen, ten einde toe.
Looft de Heer, alle volkeren, prijst Hem, alle natiën; Want Zijn goedertierenheid is geweldig over ons, en de waarheid des Heeren is in der eeuwigheid!
Shamosho: Moryo qrithog at ‘ni suth melay uqabel.
Sluth ag ‘etro qdomayk, qurbono diday ag qurbono dramsho. Waqim Moryo noturo lfum unoturo lsefwoth, dlo neste leb lmeltho bishto we’bed ‘bode d’awlo.
‘Am gabre rashi’e lo ethmalah ‘amhun, nelfan zadiqo u naksan, meshho drashi’e lrish lo nadhen. Metul dasluth ‘al bishothhun, wethkli bido dkifo dayonayhun, washma’ melay basimon.
Ag sektho dsoryo ar’o, wethbadar garmayhun ‘al fumo dashyul. U eno lwothog Moryo arimeth ‘aynay, wa’layk ethtakleth lo teshde lnafsh.
Natarayn men ido dshabahrone, datmarli fahe, neflun ‘awole agehdo bamsidothhun ‘damo da’bar eno.
Bqol lMoryo qrith, bqol lMoryo ethkashfeth. Warimeth qdomaw taksheft, ulson qdomaw hawith. Kad ettarfat ruh, at yoda’ at shbilay.
Burho dhalgoth tmar li fahe, horeth lyamino wahzith uleyt dhokemli. Ebad men beth m’arqo u leyt tobu’o lnafsh, wag’ith lwothog Moryo wemreth: datu sabr wamnoth bar’o dhaye.
Suth lbo’uth metul dethmakgeth tob, wafsah men rodufay metul da’shen men. Afeq nafsh men beth hbushyo dawde lashmog, uwli nsakun zadiqayk kad tefer’an. Shrogoy melthog reglay unuhro lashbilay, yimith washre detar dine dzadiquthog.
Ethmakgeth rawerboyith Moryo ahon ag melthog, bmelaw dfum sbi u men dinayk alefayn. Nafsh bidayk hi bkulzban u nomusog lo t’ith.
Som li hatoye fahe u men fuqdonayk lo stith. Yerteth sohduthog l’olam metul dbusomo dleb, afnith leb de’bed fuqdonayk l’olam bashroro.
Shabah lMoryo kulgun ‘ame, shabhuy kulhen emotho, metul d’eshnath ‘layn taybuthe, shariroyith Moryaw l’olam.
ܡܫܡܫܢܐܡܳܪܝܳܐ ܩܪܺܝܬ݂ܳܟ݂ ܐܰܢ̱ܬ ܥܢܺܝ̣ܢܝ̱. ܨܽܘ̣ܬ݂ ܡܶܠܰܝ̈ ܘܩܰܒܶܠ܀
ܨܠܽܘܬ݂ܝ̱ ܐܰܝܟ ܥܶܛܪܳܐ ܩܕܳܡܰܝܟ. ܩܽܘܪܒܳܢܳܐ ܕܺܐܝܕ̈ܰܝ ܐܰܝܟ ܩܽܘܪܒܳܢܳܐ ܕܪܰܡܫܳܐ. ܐܰܩܺܝܡ ܡܳܪܝܳܐ ܢܳܛܽܘܪܳܐ ܠܦܽܘܡܝ̱ ܘܢܳܛܽܘܪܳܐ ܠܣܶܦܘ̈ܳܬ݂ܝ̱ ܕܠܳܐ ܢܶܣܛܶܐ ܠܶܒܝ̱ ܠܡܶܠܬ݂ܳܐ ܒܺܝܫܬܳܐ ܘܶܐܥܒܶܕ ܥܒܳܕ̈ܶܐ ܕܥܰܘܠܳܐ܀
ܥܰܡ ܓܰܒܪ̈ܶܐ ܪ̈ܰܫܺܝ̣ܥܶܐ ܠܳܐ ܐܶܬ݂ܡܰܠܰܚ ܥܰܡܗܽܘܢ. ܢܰܠܦܰܢܝ̱ ܙܰܕܺܝܩܳܐ ܘܢܰܟܣܰܢܝ̱. ܡܶܫܚܳܐ ܕܪ̈ܰܫܺܝ̣ܥܶܐ ܠܪܺܝܫܝ̱ ܠܳܐ ܢܰܕܗܶܢ ܡܶܛܽܠ ܕܰܨܠܽܘܬ݂ܝ̱ ܥܰܠ ܒܺܝܫܽܘܬ݂ܗܽܘܢ. ܘܶܐܬ݂ܟܠܺܝܽܘ ܒܺܐܝܕܳܐ ܕܟܺܐܦܳܐ ܕ̈ܰܝܳܢܰܝܗܽܘܢ ܘܰܫܡܰܥ ܡܶܠܰܝ̈ ܕܒܰܣܺܝ̈ܡܳܢ܀
ܐܰܝܟ ܣܶܟܬ݂ܳܐ ܕܨܳܪܝܳܐ ܐܰܪܥܳܐ ܐܶܬܒ݁ܰܕ݁ܰܪܘ̱ ܓ݁ܰܪ̈ܡܰܝܗܽܘ̇ܢ ܥܰܠ ܦ݁ܽܘ̣ܡܳܗ̇ ܕ݁ܰܫܝܽܘ̇ܠ. ܘܶܐܢܳܐ ܠܘܳܬ݂ܳܟ݂ ܡܳܪܝܳܐ ܐܰܪܺܝܡܶ݀ܬ݂ ܥܰܝ̈ܢܰܝ ܘܰܥܠܰܝܟ݁ ܐܶܬ݁ܬ݁ܰܟ݂ܠܶܬ݂ ܠܳܐ ܬ݂ܶܫܕ݁ܶܝܗ̇ ܠܢܰܦܫܝ̱܀
ܢܰܛܰܪܰܝܢܝ̱ ܡܶܢ ܐܺܝ̣ܕ݂ܳܐ ܕ݂ܫܰܒ݂ܗܪ̈ܳܢܶܐ ܕ݂ܰܛܡ̣ܰܪܘ̱ ܠܺܝ̣ ܦܰܚ̈ܶܐ. ܢܶܦ݂ܠܽܘ̣ܢ ܥܘ̈ܳܠܶܐ ܒ݂ܰܡܨܺܝܕ݂̈ܳܬ݂ܗܽܘ̇ܢ ܥܕ݂ܰܡܳܐ ܕ݂ܶܐ݀ܥܒ݁ܰܪ ܐܶܢܳܐ܀
ܒܩ݀ܳܠܝ̱ ܠܡܳܪܝܐ ܩܪܺܝ݀ܬ݂ ܒ݁ܩ݀ܳܠܝ̱ ܠܡܳܪܝܳܐ ܐܬ݂ܟ݁ܰܫܦ݂ܶ݀ܬ݂. ܘܰܐܪܡܺܝ݀ܬ݂ ܩܕ݂ܳܡܰܘܗ̱ܝ ܬ݁ܰܟ݂ܫܶܦ݂ܬ݁ܝ̱ ܘܽܐܘ̣ܠܨܳܢܝ̱ ܩܕ݂ܳܡܰܘܗ̱ܝ ܚܰܘܺܝ݀ܬ݂. ܟܰܕ݂ ܐܶ݁ܬ݁ܛܰܪܦ݂ܰܬ݂݀ ܪܽܘ̣ܚܝ̱ ܐܰܢ̱ܬ݁ ܝܳܕ݂ܰܥ ܐܰܢ̱ܬ݁ ܫܒ݂ܝ̣̈ܠܰܝ܀
ܒ݁ܽܐܘ̣ܪܚܳܐ ܕ݂ܗܰܠܟ݂̈ܳܬ݂ܝ̱ ܛܡ̣ܰܪܘ̱ ܠܺܝ̣ ܦ݂ܰܚ̈ܶܐ. ܚܳܪܶܬ݂ ܠܝܰܡܺܝ̣ܢܳܐ ܘܰܚܙܺܝ݀ܬ݂ ܘܠܰܝܬ݁ ܕ݁ܚܳܟ݂ܶܡ ܠܺܝ̣. ܐܶܒ݂ܰܕ݂ ܡܶܢܝ̱ ܒ݁ܶܝܬ݂ ܡܰܥܪܩܳܐ ܘܠܰܝܬ݁ ܬ݁ܳܒ݂ܽܘ̇ܥܳܐ ܠܢܰܦ݂ܫܝ̱. ܘܰܓ݂ܥܺܝ݀ܬ݂ ܠܘܳܬ݂ܟ݂ ܘܶܐܡܪܶܬ݂ ܕ݁ܰܐܢ̱ܬ݁ ܗ̱ܽܘ ܣܰܒ݂ܪܝ̱ ܘܰܡܢܳܬ݂ܝ̱ ܒ݁ܰܐܪܥܳܐ ܕ݂ܚܰܝ̈ܶܐ܀
ܨܽܘ̣ܬ݂ ܠܒ݂ܳ݀ܥܽܘ̣ܬ݂ܝ̱ ܡܶܛܽܠ ܕ݁ܶܐܬ݂ܡܰܟ݁ܟ݂ܶܬ݂ ܛ݀ܳܒ݂. ܦ݁ܰܨܳܢܝ̱ ܡܶܢ ܪ̈ܳܕ݂ܽܘ̇ܦ݂ܰܝ ܡܶܛܽܠ ܕ݁ܰܥܫ̣ܶܢܘ̱ ܡܶܢܝ̱. ܐܰܦ݁ܶܩ ܢܰܦ݂ܫܝ̱ ܡܶܢ ܒ݁ܶܝܬ݂ ܚܒ݂ܽܘ̣ܫܝܳܐ ܕ݂ܰܐ݀ܘܕ݁ܶܐ ܠܰܫܡܳܟ݂. ܠܺܝ̣ ܢ̣ܣܰܟ݁ܽܘ̇ܢ ܙܰܕ݁̈ܺܝ̣ܩܰܝܟ݁ ܟ݁ܰܕ݂ ܬ݁ܦ݂ܪܥܰܢܝ̱܀
ܫܪܳܓ݂ܳܐ ܗ̱ܝ ܡܶܠܬ݂ܳܟ݂ ܠܪ̈ܶܓ݂ܠܰܝ ܘܢܽܘ̣ܗܪܳܐ ܠܰܫܒ݂ܺܝ̣̈ܠܰܝ. ܝܺܡܺܝ݀ܬ݂ ܘܰܐܫܪܶܬ݂ ܕ݁ܶܐܛܰܪ ܕܺ݁̈ܝ̣ܢܶܐ ܕ݂ܙܰܕ݁ܺܝ̣ܩܽܘ̣ܬ݂ܳܟ݂. ܐܶܬ݂ܡܰܟ݁ܟ݂ܶܬ݂ ܪܰܘܪܒ݂ܳܐܝܺܬ݂ ܡܳܪܝܳܐ ܐܰܚܳܢܝ̱ ܐܰܝܟ݂ ܡܶܠܬ݂ܳܟ݂. ܒ݁ܡܶܠܰܘ̈ܗ̱ܝ ܕ݁ܦ݂ܽܘ̣ܡܝ̱ ܨܒ݂ܺܝ̣ ܡܳܪܝܳܐ ܘܡܶܢ ܕ݁̈ܺܝ̣ܢܰܝܟ݁ ܐܰܠܶܦ݂ܰܝܢܝ̱܀
ܢܰܦܫܝ̱ ܒ݁ܺܐܝ̣ܕ݂̈ܰܝܟ݁ ܗܺܝ ܒ݂ܟ݂݀ܽܠܙܒ݂ܰܢ ܘܢܳܡܽܘ̇ܣܳܟ݂ ܠܳܐ ܛܥܺܝ݀ܬ݂. ܣܳܡ̣ܘ̱ ܠܺܝ̣ ܚܰܛܳܝ̈ܶܐ ܦܰܚ̈ܶܐ ܘܡܶܢ ܦ݁ܽܘ̣ܩܕ݁̈ܳܢܰܝܟ݁ ܠܳܐ ܣܛܺܝ݀ܬ݂. ܝܶܪܬ݁ܶܬ݂ ܣܳܗܕ݁ܽܘ̣ܬ݂ܳܟ݂ ܠܥܳ݀ܠܰܡ ܡܶܛܽܠ ܕ݁ܒ݂ܽܘ̣ܣܳܡܳܐ ܗ̱ܝ ܕ݁ܠܶܒ݁ܝ̱. ܐܰܦ݂ܢܺܝ݀ܬ݂ ܠܶܒ݁ܝ̱ ܕ݁ܶܐ݀ܥܒ݁ܶܕ݂ ܦ݁ܽܘ̣ܩܕ݁̈ܳܢܰܝܟ݁ ܠܥܳ݀ܠܰܡ ܒ݁ܫܪܳܪܳܐ܀
ܫܰܒ݁ܰܚܘ̱ ܠܡܳܪܝܳܐ ܟ݂݀ܠܟ݂ܽܘ̇ܢ ܥܰܡ̱̈ܡܶܐ. ܫܰܒ݁ܚܳܝ̈ܗ̱ܝ ܟ݀݁ܽܠܗܶܝܢ ܐܶܡܘ̈ܳܬ݂ܳܐ. ܡܶܛܽܠ ܕܥܶܫܢܰܬ݂݀ ܥܠܰܝܢ ܛܰܝܒ݁ܽܘ̣ܬ݂ܶܗ. ܫܰܪܺܝ̣ܪܳܐܝܺܬ݂ ܡܳܪܝܰܐ ܗ̱ܘ ܠܥܳ݀ܠܰܡ܀
Emrath Maryam mawrbo
Misdienaar: Maria zeide: Mijn ziel prijst de Heer, mijn geest juicht om God. Omdat Hij de nederigheid van Zijn dienares heeft aangezien; want zie, van nu af aan zullen alle geslachten mij gelukkig prijzen.
Omdat de machtige God grootste dingen voor mij heeft gedaan. Heilig is Zijn naam en Zijn barmhartigheid is van geslacht tot geslacht over degenen, die Hem vrezen.
Hij heeft laten zien hoe machtig hij is door Zijn arm, Hij heeft de hoogmoedigen in hun harten verstrooid. Hij heeft machtigen van de tronen afgehaald en nederigen heeft Hij verhoogd.
Hongerigen heeft Hij met goeds gevuld en rijken heeft Hij ledig weggezonden. Hij heeft Israel, zijn dienaar, geholpen om Zijn barmhartigheid te bewijzen zoals Hij aan onze voorvaders had beloofd, aan Abraham en zijn nakomelingen tot in de eeuwigheid.
Shamosho: Emrath Maryam mawrbo lnafsh lmoryo u hedyath ruh bAloho mahyon dhor bmukogo damthe.
Ho ger men hosho tubo nethlon li sharbotho kulhen.
Da’bad lwoth badro’e haw dhayelthon u qadish
shme wahnone ldore usharbotho ‘al aylen dohlin le.
‘Bad zogutho badro’e ubadar htiray btar’itho dlebhun
sahef taqife men kursawotho warim makige.
Kafne saba’ tobotho u ‘atire shro sfiqoith u ‘adar Isroyel ‘abde
wethdgar hnone ag dmalel ‘am abohayn ‘am Abrohom u ‘am zar’e l’olam.
ܡܫܡܫܢܐܐܶܡܪܰܬ̣ ܡܰܪܝܰܡ ܡܰܘܪܒܳܐ ܠܢܰܦܫܝ̱ ܠܡܳܪܝܳܐ ܘܚܶܕܝܰܬ̣ ܪܽܘܚܝ̱ ܒܰܐܠܳܗܳܐ ܡܰܚܝܳܢܝ̱ ܕܚܳܪ ܒܡܽܘܟܳܟ̣ܳܐ ܕܰܐܡܬ̣ܶܗ. ܗܳܐ ܓܶܝܪ ܡ̣ܶܢ ܗܳܫܳܐ ܛܽܘܒܳܐ ܢܶܬ̣ܠ̈ܳܢ ܠܺܝ ܫܰܪ̈ܒܳܬ̣ܳܐ ܟܽܠܗܶܝܢ܀
ܕܰܥܒܰܕ ܠܳܘܬ̣ܝ̱ ܪܰܘܪ̈ܒܳܬ̣ܳܐ ܗܰܘ ܕܚܰܝܶܠܬ̣ܳܢ ܘܩܰܕܺܝܫ ܫܡܶܗ ܘܰܚܢܳܢܶܗ ܠܕܳܪ̈ܶܐ ܘܫܰܪ̈ܒܳܬ̣ܳܐ ܥܰܠ ܐܰܝܠܶܝܢ ܕܕܳܚܠܺܝܢ ܠܶܗ܀
ܥܒܰܕ ܙܳܟ̣ܽܘܬ̣ܳܐ ܒܰܕܪܳܥܶܗ ܘܒܰܕܰܪ ܚܬܺܝܪ̈ܰܝ ܒܬܰܪܥܺܝܬ̣ܳܐ ܕܠܶܒܗܽܘܢ܇ ܣܰܚܶܦ ܬܰܩܺܝ̈ܦܶܐ ܡ̣ܶܢ ܟܽܪ̈ܣܰܘܳܬ̣ܳܐ ܘܰܐܪܺܝܡ ܡܰܟܺܝ̈ܟ̣ܶܐ܀
ܟܰܦ̈ܢܶܐ ܣܰܒܰܥ ܛܳܒ̈ܳܬ̣ܳܐ ܘܥܰܬܺܝܪ̈ܶܐ ܫܪܳܐ ܣܦܺܝܩܳܐܝܬ̣ ܘܥܰܕܰܪ ܠܐܝܣܪܳܐܷܝܠ ܥܰܒܕܶܗ ܘܶܐܬ̣ܕܟ̣ܰܪ ܚܢܳܢܳܗ ܐܰܝܟ ܕܡܰܠܶܠ ܥܰܡ ܐܰܒܳܗܰܝ̈ܢ ܥܰܡ ܐܰܒܪܳܗܳܡ ܘܥܰܡ ܙܰܪܥܶܗ ܠܥܳܠܳܡ܀
Amin mo top u-mo shafir
ܡܫܡܫܢܐ
Shabah lMoryo
ܡܫܡܫܢܐ
Rahem--hlay Aloho
Misdienaar: Wees mij genadig, o God, naar Uw goedheid, en naar de grootheid van Uw barmhartigheid, wis mijn zonden uit.
Was al mijn schulden af, en maak mij weer rein.
Want ik ken mijn zonden, ze staan steeds voor mijn ogen. Tegen U heb ik gezondigd, want ik heb gedaan wat U verafschuwt.
Zodat U rechtvaardig zijt in Uw spreken, Uw vonnis is juist. Ik ben schuldig geboren, schuldig vanaf de moederschoot.
U hebt in het binnenste lust tot waarheid en in het verborgene maakt U mij Uw wijsheid bekend. Besprenkel mij met hysop en ik zal rein zijn, was mij en ik zal witter zijn dan sneeuw.
Doe mij Uw vreugde en Uw blijdschap horen dat de beenderen zich verheugen die U verbrijzeld hebt. Verberg Uw aangezicht van mijn zonden en vernietig al mijn ongerechtigheden.
Schep mij een rein hart o God en een nieuwe geest die mij innerlijk standvastig maakt. Verwerp mij niet van Uw aangezicht en neem Uw heilige Geest niet van mij.
Maar geef mij Uw vreugde en Uw heils en de vrijmoedige geest ondersteun mij. Uw wegen zal ik, aan die Uw wetten overtreden leren en de zondaars zullen zich tot U bekeren.
Verlos mij van bloedschulden o God, God van mijn heil, zo zal mijn tong Uw gerechtigheid roemen. Heer open mijn lippen, zo zal mijn mond Uw lof verkondigen.
Want U stelt geen prijs op brandoffers. Gods offer is een gebroken geest; een verbrijzeld hart, o God, veracht U niet.
Wees Sion goedgezind, bouw de muren van Jeruzalem weer op. Zo zult U offers weer behagen, zo zullen er stieren worden geofferd op Uw altaar.
Shamosho: Rahem ‘lay Aloho ag taybuthog u ag sugo drahmayk lhi htohay.
Asgo ashigayn men ‘aul u men htohay dakon.
Metul dsagelwoth yoda’ no wahtohay luqbal enun bkulzban.
Log balhudayk htieth u bishotho qdomayk se’reth.
Metul tezdadaq bmelthog utezge bdinayk.
Metul dab’aulo ethbatneth ubahtohe btentan em.
At den bqushto sbayt ukasyotho dhekemthog auda’tun.
Rus ‘layn bzufog eddake halelayn be men talgo ehwar.
Asba’ayn busomog u haduthog unehdun garmay makige.
Afeg afayk men htohay ukulhen sagelwoth lhi.
Lebo dagyo bri bi Aloho u ruhog tqantho hadeth bgau.
Lo leshden men qdomayk u ruhog qadisho lo tesab men.
Elo afeg li busomog u furqonog u ruhog mshabahto tsamgan.
Dalef l’auwole urhog u hatoye lwothog lethfnun.
Fason men dmo Aloh Aloho dfurqon wanshabah leshon dzadiquthog.
Moryo ftah li sefwoth u fum nzamar teshbhothog.
Metul dlo sbayt bdebhe oflo byakde shalme ethra’iet.
Debhe dAloho ruhoy makigto lebo sh hieqo Aloho lo masle.
Ateb bsebyonog lsehyun wabnie shure Dureshlem. Hoyden testbe bdebhe
dqushto wabyaqde shalme. Hoyden nesqun taure ‘al madbhog.
ܡܫܡܫܢܐܪܰܚܶܡ ܥܠܰܝ ܐܰܠܗܳܐ ܐܰܝܟ ܛܰܝܒܽܘܬ̣ܳܟ ܘܐܰܝܟ ܣܽܘܓ̣ܳܐܐ ܕܪ̈ܰܚܡܰܝܟ ܠܚܺܝ̣ ܚܛܳܗܰܝ̈܀
ܐܰܣܓܳܐ ܐܰܫܺܝܓ̣ܰܝܢܝ̱ ܡܶܢ ܥܰܘܠܝ̱ ܘܡܶܢ ܚܛܳܗܰܝ̈ ܕܰܟܳܢܝ̱܀
ܡܶܛܽܠ ܕܣܰܟ̣̈ܠܘܳܬ̣ܝ̱ ܝܳܕܰܥ ܐ̱ܢܳܐ ܘܰܚܛܳܗܰܝ̈ ܠܽܘܩܒܰܠܝ̱ ܐܶܢܽܘܢ ܒܟ̣ܽܠܙܒܰܢ܇ ܠܳܟ ܒܰܠܚܽܘܕܰܝܟ ܚܛܺܝܬ̣ ܘܒܺܝ̈ܫܳܬ̣ܳܐ ܩܕܳܡܰܝܟ ܣܶܥܪܶܬ̣܀
ܡܶܛܽܠ ܕܬܶܙܕܰܕܰܩ ܒܡܶܠܬ̣ܳܟ ܘܬܶܙܟ̣ܶܐ ܒܕܺܝ̈ܢܰܝܟ܇ ܡܶܛܽܠ ܕܰܒܥܰܘܠܳܐ ܐܶܬ̣ܒܰܛܢܶܬ̣ ܘܒܰܚ̈ܛܳܗܶܐ ܒܛܶܢܬܰܢܝ̱ ܐܶܡܝ̱܀
ܐܰܢ̱ܬ ܕܶܝܢ ܒܩܽܘܫܬܳܐ ܨܒܰܝܬ ܘܟܰܣ̈ܝܳܬ̣ܳܐ ܕܚܶܟ̣ܡܬ̣ܳܟ ܐܰܘܕܰܥܬܳܢܝ̱܇ ܪܽܘܣ ܥܠܰܝ ܒܙܽܘܦܳܟ ܘܶܐܬ̣ܕܰܟܶܐ ܚܰܠܶܠܰܝܢܝ̱ ܒܶܗ ܡܶܢ ܬܰܠܓܳܐ ܐܶܚܘܰܪ܀
ܐܰܣܒܰܥܰܝܢܝ̱ ܒܽܘܣܳܡܳܟ ܘܚܰܕܽܘܬ̣ܳܟ ܘܢܶܚܕܽܘܢ ܓܰܪ̈ܡܰܝ ܡܰܟܺܝ̈ܟ̣ܶܐ܇ ܐܰܗܦܶܟ ܐܰܦܰܝ̈ܟ ܡܶܢ ܚܛܶܗܰܝ̈ ܘܟܽܠܗܶܢ ܣܰܟ̣̈ܠܘܳܬ̣ܝ̱ ܠܚܺܝܝ܀
ܠܶܒܳܐ ܕܰܟ̣ܝܳܐ ܒܪܺܝ ܒܺܝ ܐܰܠܗܳܐ ܘܪܽܘܚܳܟ ܬܩܰܢܬ̣ܳܐ ܚܰܕܶܬ̣ ܒܓ̣ܰܘܝ̱܇ ܠܳܐ ܬܶܫܕܶܝܢܝ̱ ܡܶܢ ܩܕܳܡܰܝܟ ܘܪܽܘܚܳܐ ܩܰܕܺܝܫܳܐ ܠܳܐ ܬܶܣܰܒ ܡܶܢܝ̱܀
ܐܶܠܳܐ ܐܰܗܦܶܟ ܠܺܝ ܒܽܘܣܳܡܳܟ ܘܦܽܪܩܳܢܳܟ ܘܪܽܘܚܳܟ ܡܫܰܒܰܚܬܳܐ ܬܣܰܡܟ̣ܰܢܝ̱܇ ܕܰܐܠܶܦ ܠܥܰܘ̈ܳܠܶܐ ܐܽܘܪܚܳܟ ܘܚܰܛܳܝ̈ܶܐ ܠܘܳܬ̣ܳܟ ܢܶܬܦܢܽܘܢ܀
ܦܰܨܳܢܝ̱ ܡܶܢ ܕܡܳܐ ܐܰܠܗܝ̱ ܐܰܠܗܳܐ ܕܦܽܘܪܩܳܢܝ̱ ܘܰܢܫܰܒܰܚ ܠܶܫܶܢܝ̱ ܙܰܕܺܝܩܽܘܬ̣ܳܟ܇ ܡܳܪܝܳܐ ܦܬܰܚ ܠܺܝ ܣܶܦ̈ܘܳܬ̣ܝ̱ ܘܦܽܘܡܝ̱ ܢܙܰܡܰܪ ܬܶܫܒ̈ܚܳܬ̣ܳܟ܀
ܡܶܛܽܠ ܕܠܳܐ ܨܒܰܝܬ ܒܕܶܒ̈ܚܶܐ ܐܳܦܠܳܐ ܒܝܰܩ̈ܕܶܐ ܫܰܠܡ̈ܶܐ ܐܶܬ̣ܪܰܥܺܝܬ̣܇ ܕܶܒܚܰܘ̈ܗܝ ܕܰܐܠܗܳܐ ܪܽܘܚܳܐܗ̱̇ܝ ܡܰܟܺܝܟ̣ܬܳܐ ܠܶܒܳܐ ܫܚܺܝܩܳܐ ܐܰܠܗܳܐ ܠܳܐ ܡܰܣܠܶܐ܀
ܐܰܛܶܐܒ ܒܨܶܒܝܳܢܳܟ ܠܨܶܗܝܽܘܢ ܘܰܒܢܺܝ ܫܽܘܪ̈ܶܗ̇ ܕܽܐܘܪܫܠܶܡ܇ ܗܳܝܕܶܝܢ ܬܶܨܛܒܶܐ ܒܕܶܒ̈ܚܶܐ ܕܩܽܘܫܬܳܐ ܘܰܒܝܰܩ̈ܕܶܐ ܫܰܠܡ̈ܶܐ ܗܳܝܕܶܝܢ ܢܰܣܩܽܘܢ ܬܰܘܪ̈ܶܐ ܥܰܠ ܡܰܕܒܚܳܟ܀
Aloh Aloh at esake
Misdienaar: O God! God! ik zoek U in den dageraad;
Mijn ziel dorst naar U; mijn vlees verlangt naar U, in een land, dor en mat, zonder water.
Voorwaar, ik heb U in het heiligdom aanschouwd, ziende Uw sterkheid en Uw eer;
Want Uw goedertierenheid is beter dan het leven; mijn lippen zouden U prijzen.
Alzo zou ik U loven in mijn leven; in Uw Naam zou ik mijn handen opheffen.
Mijn ziel zou als met smeer en vettigheid verzadigd worden, en mijn mond zou roemen met vrolijk zingende lippen.
Als ik Uwer gedenk op mijn legerstede, zo peins ik aan U in de nachtwaken.
Want Gij zijt mij een hulp geweest; en in de schaduw Uwer vleugelen zal ik vrolijk zingen.
Mijn ziel kleeft U achteraan; Uw rechterhand ondersteunt mij.
Maar dezen, die mijn ziel zoeken tot verwoesting, zullen komen in de onderste plaatsen der aarde.
Men zal hen storten door het geweld des zwaards; zij zullen de vossen ten deel worden. Maar de koning zal zich in God verblijden;
een iegelijk, die bij Hem zweert, zal zich beroemen; want de mond der leugensprekers zal gestopt worden.
Shamosho: Aloh Aloh at esake log.
Sahyoi log nafsh wamsake log besr: ag ar’o s hitho wamtarafto dbo’yo mayo.
Hogan horthog bqushto: dehze ‘ushnog u iqorog.
Metul tobin rahmayk men haye: u sefwothog nshabhonog.
Hogan ebarkog bhayay: u bashmog arim iday.
Ag shumno u ag tarbo tedhan nafsh: wamsefwotho dshubho nshabhog fum.
Etgartog ‘al teshwith: wablaylawotho rnith bog.
Metul dahwayt li m’adrono: wabtelolo dkenfayk estatar.
Nefqat nafsh bothrog: wa’lay semkat yaminog.
Henun b’au dnaubdun lnafsh: u ne’lun btahtoyto dar’o.
Neshtalmun lharbo u megulto lta’le nehwun: u malke nehde bAloho.
U neshtabhar kul dyome be: metul dnestgar fumhun dagole.
ܡܫܡܫܢܐܐܰܠܳܗܝ̱ ܐܰܠܳܗܝ̱ ܐܰܢ̱ܬ ܐܶܣܰܟܶܐ ܠܳܟ܀
ܨܰܗܝܳܐ ܗ̱̇ܝ ܠܳܟ ܢܰܦܫܝ̱ ܘܰܡܣܰܟܶܐ ܠܳܟ ܒܶܣܪܝ̱܇ ܐܰܝܟ ܐܰܪܥܳܐ ܨܗܺܝܬ̣ܳܐ ܘܰܡܛܰܪܰܦܬܳܐ ܕܒܳܥܝܳܐ ܡܰܝ̈ܳܐ܀
ܗܳܟ̣ܰܢ ܚܳܪܬ̣ܳܟ ܒܩܽܘ̣ܫܬܳܐ܇ ܕܶܐܚܙܶܐ ܥܽܘܫܢܳܟ ܘܺܐܝܩܳܪܳܟ܀
ܡܶܛܽܠ ܕܛܳܒܺܝܢ ܪ̈ܰܚܡܰܝܟ ܡܶܢ ܚܰܝ̈ܶܐ܇ ܘܣܶܦܘ̈ܳܬ̣ܝ̱ ܢܫܰܒ̈ܚܳܢܳܟ܀
ܗܳܟ̣ܰܢ ܐܶܒܰܪܟܳܟ ܒܚܰܝ̈ܰܝ܇ ܘܒܰܫܡܳܟ ܐܰܪܺܝܡ ܐܻܝܕ̈ܰܝ܀
ܐܰܝܟ ܫܽܘܡܢܳܐ ܘܰܐܝܟ ܬܰܪܒܳܐ ܬܶܕܗܰܢ ܢܰܦܫܝ̱܇ ܘܰܒܣܶܦܘ̈ܳܬ̣ܳܐ ܕܫܽܘܒܚܳܐ ܢܫܰܒܚܳܟ ܦܽܘܡܝ̱܀
ܐܶܬܕܟ̣ܰܪܬ̣ܳܟ ܥܰܠ ܬܶܫܘܺܝܬ̣ܝ܇ ܘܰܒܠܰܝܠܰܘ̈ܳܬ̣ܳܐ ܪܢܺܝܬ̣ ܒܳܟ܀
ܡܶܛܽܠ ܕܰܗܘܰܝܬ ܠܺܝ ܡܥܰܕܪܳܢܳܐ܇ ܘܰܒܛܶܠܳܠܐ ܕܟܶܢ̈ܦܰܝܟ ܐܶܣܬܰܬܰܪ܀
ܢܶܦܩܰܬ ܢܰܦܫܝ̱ ܒܳܬ̣ܪܳܟ܇ ܘܰܥܠܰܝ ܣܶܡܟܰܬ ܝܰܡܺܝܢܳܟ܀
ܗܶܢܽܘܢ ܒܥܰܘ ܕܢܰܘܒܕܽܘܢ ܠܢܰܦܫܝ̱܇ ܘܢܶܥܠܽܘܢ ܒܬܰܚܬܳܝ̈ܬܳܗ̇ ܕܰܐܪܥܳܐ܀
ܢܶܫܬܰܠܡܽܘܢ ܠܚܰܪܒܳܐ ܘܡܶܐܟ̣ܽܘܠܬܳܐ ܠܬܰܥ̈ܠܶܐ ܢܶܗܘܽܘܢ܇ ܘܡܰܠܟܳܐ ܢܶܚܕܶܐ ܒܰܐܠܳܗܳܐ܀
ܘܢܶܫܬܰܒܗܰܪ ܟܽܠ ܕܝܳܡܶܐ ܒܶܗ܇ ܡܶܛܽܠ ܕܢܶܣܬܟ̣ܰܪ ܦܽܘܡܗܽܘܢ ܕܕ̈ܰܓܳܠܶܐ
Shmayo meshta-hen
ܡܫܡܫܢܐ
Shabah lMoryo X
ܡܫܡܫܢܐ
Shubho lboruye
ܡܫܡܫܢܐ
Tubayhun lmeskine
Misdienaar: Gelukkig zij die geestelijk arm zijn: voor hen is het hemelse koninkrijk.
Gelukkig zij die verdriet hebben: zij zullen getroost worden.
Gelukkig zij die zachtmoedig zijn: zij zullen het land in bezit krijgen.
Gelukkig zij die hongeren en dorsten naar gerechtigheid: zij zullen verzadigen.
Gelukkig zij die met anderen medelijden hebben: God zal ook met hen medelijden hebben.
Gelukkig zij die een zuiver hart hebben: zij zullen God zien.
Gelukkig zij die vrede stichten: zij zullen kinderen van God worden genoemd.
Gelukkig zij die vervolgt worden om rechtvaardigheid: voor hen is het hemelse koninkrijk.
Gelukkig bent u als men u lastert, u vervolgt en liegend allerlei onrecht toeschrijft, omdat u volgelingen van Mij bent: juich van blijdschap, want een grote beloning staat u te wachten in de hemel. Aan U komt eer toe. Zegen mij Heer.
Shamosho: Tubayhun lmeskine bruh: dilhun i malkutho dashmayo.
Tubayhun labile: dhenun nethbayhun.
Tubayhun lmakige: dhenun nirthun ar’o.
Tubayhun laylen dkafnien washen lkienutho: dhenun nesb’un.
Tubayhun lamrahmone: da’layhun nehwun rahme.
Tubayhun laylen dadgen blebhun: dhenun nehzun lAloho.
Tubayhun l’obday shlomo: dabnauw dAloho nethqrun.
Tubayhun laylen dethrdef metul kienutho: dilhun i malkutho dashmayo.
Tubaykun emath damhazdin lgun u rotfin lgun, omrin ‘laykun kul mele bisho metuloth bdagolutho:
hoyden hdaw warwaz dagergun sgi bashmayo. Log yoye shubho Aloho baregmor.
ܡܫܡܫܢܐ ܛܽܘܒܰܝܗܽܘܢ ܠܡܶܣܟܺܢ̈ܶܐ ܒܪܽܘܚ܇ ܕܕܺܝܠܗܽܘܢ ܗ̱ܺܝ ܡܰܠܟܽܘܬ̣ܰܐ ܕܰܫܡܰܝܳܐ܀
ܛܽܘܒܰܝܗܽܘܢ ܠܰܐܒܺܝ̈ܠܶܐ܇ ܕܗܶܢܽܘܢ ܢܶܬ̣ܒܰܝܐܘܽܢ܀
ܛܽܘܒܰܝܗܽܘܢ ܠܡܰܟܺܝ̈ܟ̣ܶܐ܇ ܕܗܶܢܽܘܢ ܢܺܐܪܬ̣ܽܘܢ ܐܰܪܥܳܐ܀
ܛܽܘܒܰܝܗܽܘܢ ܠܰܐܝܠܶܝܢ ܕܟܰܦܢܺܝܢ ܘܰܨܗܶܝܢ ܠܟܺܐܢܽܘܬ̣ܳܐ܇ ܕܗܶܢܽܘܢ ܢܶܣܒܥܽܘܢ܀
ܛܽܘܒܰܝܗܽܘܢ ܠܰܡܪ̈ܰܚܡܳܢܶܐ܇ ܕܰܥܠܰܝܗܽܘܢ ܢܶܗܘܽܘܢ ܪ̈ܰܚܡܶܐ܀
ܛܽܘܒܰܝܗܽܘܢ ܠܰܐܝܠܶܝܢ ܕܰܕܟ̣ܶܝܢ ܒܠܶܒܗܽܘܢ܇ ܕܗܶܢܽܘܢ ܢܶܚܙܽܘܢ ܠܰܐܠܳܗܳܐ܀
ܛܽܘܒܰܝܗܽܘܢ ܠܥܳܒܕ̈ܰܝ ܫܠܳܡܳܐ܇ ܕܰܒܢ̈ܰܘܗ̱ܝ ܕܰܐܠܗܳܐ ܢܶܬ̣ܩܪܽܘܢ܀
ܛܽܘܒܰܝܗܽܘܢ ܠܰܐܝܠܶܝܢ ܕܶܐܬ̣ܪܕܶܦܘ̱ ܡܶܛܽܠ ܟܺܐܢܽܘܬ̣ܳܐ܇ ܕܕܺܝܠܗܽܘܢ ܗܺܝ ܡܰܠܟܽܘܬ̣ܰܐ ܕܰܫܡܰܝܳܐ܀
ܛܽܘܒܰܝܟܽܘܢ ܐܶܡܰܬ̣ܝ ܕܰܡܚܰܣܕܺܝܢ ܠܟ̣ܽܘܢ ܘܪܳܕܦܺܝܢ ܠܟ̣ܽܘܢ܇ ܘܳܐܡܪܺܝܢ ܥܠܰܝܟܽܘܢ ܟܽܠ ܡܶܠܳܐ ܒܺܝܫܳܐ ܡܶܛܽܠܳܬ̣ܝ ܒܕܰܓܳܠܽܘܬ̣ܳܐ܀ ܗܳܝܕܶܝܢ ܚܕܰܘ ܘܰܪܘܰܙܘ̱܇ ܕܰܐܓ̣ܪܟ̣ܽܘܢ ܣܓܺܝ ܒܰܫܡܰܝܳܐ܀ ܘܠܳܟ ܝܳܐܶܐ ܫܽܘܒܚܳܐ ܐܰܠܗܳܐ ܒܰܪܶܟ̣ܡܳܪܝ̱܀
Yothep b-setore damraymo
ܡܫܡܫܢܐ
Yothep b-setore (zhuro)
ܡܫܡܫܢܐ
Bath malko b-shubho qomath
ܡܫܡܫܢܐ
Qole qdom teshbuhto
ܡܫܡܫܢܐ
Qole qdom teshbuhto
ܡܫܡܫܢܐ
Akh damrahem abo
ܡܫܡܫܢܐ
Teshbuhto d-malakhe
Misdienaar: Eer aan God in den hoge en vrede en rust op aarde en goede hoop aan de mensenkinderen.
Wij loven U. Wij prijzen U en wij aanbidden U. Wij verhogen een lofprijs tot U.
Wij danken U voor Uw grote heerlijkheid. Heer de Schepper, hemelse Koning, God almachtige Vader van het al;
Heer God, eniggeboren Zoon, Jezus Christus tezamen met de heilige Geest;
Heer God, Lam Gods, Zoon en Woord van de Vader; U die de zonden van de wereld wegneemt, ontferm U over ons;
U die de zonden van de wereld wegneemt, neig ons Uw oor en aanvaard ons gebed; U die zit in heerlijkheid aan de rechterhand van de Vader, wees ons genadig en ontferm U over ons.
Want U alleen bent de Heilige. U alleen bent de Heer, Jezus Christus, tezamen met de Heilige Geest;
In de heerlijkheid van God de Vader. Amen. Te allen tijde en alle dagen van mijn leven loof en prijs ik Uw geheiligde Naam. Die eeuwig geprezen wordt en blijft tot in de eeuwigheid.
Gezegend bent U o Almachtige Heer van het al, God van onze voorvaders; Uw Naam wordt geprezen en in een lofprijs verheerlijkt tot in de eeuwigheid.
U komt glorie toe; U komt lofprijzing toe; U komt eer toe. God van het al, ware Vader, tezamen met Uw eniggeboren Zoon en de heilige levende Geest. Nu en voor altijd tot in de eeuwigheid. Amen.
Onze Heer Jezus Christus, sluit uw deur van barmhartigheid niet voor ons aangezicht, o Heer. Wij bekennen zondaars te zijn, ontferm U over ons.
Laat Uw liefde vanuit Uw woonplaats tot ons neerdalen, o Heer. Door Uw dood is onze dood beëindigd, Ontferm U over ons.
Heilig bent U, o God. Heilig bent U, o Almachtige. Heilig Bent U, o Onsterfelijke, die voor ons gekruisigd is, ontferm U over ons.
Onze Heer, ontferm U over ons. Onze Heer, toon ons Uw barmhartigheid. Onze Heer, aanvaard onze aanbidding en gebeden en ontferm U over ons.
Eer aan U, God. Eer aan U, Schepper. Eer aan U Christus de Koning, die genade schenkt aan Uw zondige dienaren. Zegen mij o Heer.
Shamosho: Teshbuhto lAloho bamrawme, u ‘al ar’o shlomo u sheyno u sabro tobo labnaynosho.
Mshabhinan log, mbarginan log, sogdinan log, malluth shubho masqinan log.
Mawdenan log metul rabutho shubho dilog Moryo ‘obudo, Malko shmayono Aloho Abo ahid kul.
Moryo Aloho, Bro ihidoyo, Yeshu’ Mshiho ‘am ruho qadisho.
Moryo Aloho, emre dAloho Bro melthe dAbo, haw dshoqel awkith shqal htithe d’ulmo ethrahame’layn.
Haw dshoqel awkith shqal htithe d’ulmo sli lan ednog u qabel bo’uthan, haw dyotheb bshubho men yamino Dabuy hus u ethrahame’layn.
Metul datu lhudayk, qadishatu lhudayk, Moryo Yeshu’ Mshiho ‘am ruho qadisho.
Shubhe dAloho Abo amin bkulezban wabkulhun yawmotho dhayayn, ebarbog of eshabah lashmog qadisho.
Mbargo l’olam haw dithaw mqawe l’olam ‘olmin.
Mbaragat Moryo ahid kul Aloho dabohotho dilan, wamshabah shmog wamhadar bteshebhotho l’olam ‘olmin.
Log yoye shubho, log fayo teshbuhto, log fe quloso. Aloho dkul Abo dashroro ‘am Brog ihidoyo of lruho hayo qadisho.
Hosho wabkulzban, l’olam ‘olmin amin.
Moran Yeshu’ Mshiho tar’o drahmayk lo tehud bafayn Mor. Hatoye hnan mawdenan ethrahame’layn.
Hubog ahtog men athrog sidayn Mor, dabyad mawtog ethbatlath mithuthan ethrahame’layn.
Qadishat Aloho, qadishat hayilthono, qadishat lo moyutho destleb hlofayn ethrahame’layn.
Moran ethrahame’layn, Moran hus u raheme’layn, Moran qabel teshmeshtan waslawothan u ethrahame’layn.
Shubho log Aloho, shubho log boruyo, Shubho log malko Mshiho dhoyen lhatoye ‘abdayk baregmor.
ܡܫܡܫܢܐ ܬܶܫܒܽܘܚܬܳܐ ܠܰܐܠܳܗܳܐ ܒܰܡܪ̈ܰܘܡܶܐ ܘܥܰܠ ܐܰܪܥܳܐ ܫܠܳܡܳܐ ܘܫܰܝܢܳܐ ܘܣܰܒܪܳܐ ܛܳܒܳܐ ܠܰܒܢܰܝ̈ܢܳܫܳܐ܀
ܡܫܰܒܚܺܝܢܰܢ ܠܳܟ܉ ܡܒܰܪܟ̣ܺܝܢܰܢ ܠܳܟ܉ ܣܳܓ̣ܕܺܝܢܰܢ ܠܳܟ܉ ܡܡܰܠܽܠܘܬ̣ ܫܽܘܒܚܳܐ ܡܰܣܩܺܝܢܰܢ ܠܳܟ܀
ܡܰܘܕܶܝܢܰܢ ܠܳܟ ܡܶܛܽܠ ܪܰܒܽܘܬ̣ܳܐ ܕܫܽܘܒܚܳܐ ܕܺܝܠܳܟ܉ ܡܳܪܝܳܐ ܥܳܒܽܘܕܳܐ ܡܰܠܟܳܐ ܫܡܰܝܳܢܳܐ ܐܰܠܳܗܳܐ ܐܰܒܳܐ ܐܰܚܺܝܕ ܟܽܠ܀
ܡܳܪܝܳܐ ܐܰܠܳܗܳܐ ܒܪܳܐ ܝܺܚܺܝܕܳܝܳܐ ܝܶܫܽܘܥ ܡܫܺܝܚܳܐ ܥܰܡ ܪܽܘܚܳܐ ܩܰܕܺܝܫܳܐ܀
ܡܳܪܝܳܐ ܐܰܠܳܗܳܐ ܐܶܡܪܶܗ ܕܰܐܳܠܳܗܳܐ ܒܪܳܐ ܘܡܶܠܬ̣ܶܗ ܕܰܐܒܳܐ܉ ܗܰܘ ܕܫܳܩܶܠ ܐܰܘܟܺܝܬ̣ ܫܩܰܠ ܚܛܺܝܬ̣ܶܗ ܕܥܳܠܡܳܐ ܐܶܬ̣ܪܰܚܰܡܥܠܰܝܢ܀
ܗܰܘ ܕܫܳܩܶܠ ܐܰܘܟܺܝܬ̣ ܫܩܰܠ ܚܛܺܝܬ̣ܶܗ ܕܥܳܠܡܳܐ܉ ܨܠܺܝ ܠܰܢ ܐܶܕܢܳܟ ܘܩܰܒܶܠ ܒܳܥܽܘܬ̣ܰܢ܉ ܗܰܘ ܕܝܳܬ̣ܶܒ ܒܫܽܘܒܚܳܐ ܡܶܢ ܝܰܡܺܝܢܳܐ ܕܰܐܒܽܘܗ̱ܝ ܚܽܘܣ ܘܶܐܬ̣ܪܰܚܰܡܥܠܰܝܢ܀
ܡܶܛܽܠ ܕܰܐܢ̱ܬܽ ܗ̱ܘ ܠܚܽܘܕܰܝܟ ܩܰܕܺܝܫܰܬܽ ܗ̱ܘ ܠܚܽܘܕܰܝܟ܉ ܡܳܪܝܳܐ ܝܶܫܽܘܥ ܡܫܺܝܚܳܐ ܥܰܡ ܪܽܘܚܳܐ ܩܰܕܺܝܫܳܐ܀
ܫܽܘܒܚܶܗ ܕܰܐܳܠܳܗܳܐ ܐܰܒܳܐ ܐܰܡܺܝܢ ܒܟܽܠܙܒܰܢ ܘܰܒܟܽܠܗܽܘܢ ܝܰܘ̈ܡܳܬ̣ܳܐ ܕܚ̈ܰܝܰܝ ܐܶܒܰܪܟ̣ܳܟ ܐܳܦ ܐܶܫܰܒܰܚ ܠܰܫܡܳܟ ܩܰܕܺܝܫܳܐ܉ ܡܒܰܪܟ̣ܳܐ ܠܥܳܠܰܡ ܗܰܘ ܕܺܐܝܬ̣ܰܘܗ̱ܝ ܡܩܰܘܶܐ ܠܥܳܠܰܡ ܥܳܠܡܺܝܢ܀
ܡܒܰܪܰܟ ܐܰܢ̱ܬ ܡܳܪܝܳܐ ܐܰܚܺܝܕ ܟܽܠ ܐܰܠܳܗܳܐ ܕܰܐܒܳܗ̈ܳܬ̣ܳܐ ܕܺܝܠܰܢ ܘܰܡܫܰܒܰܚ ܫܡܳܟ ܘܰܡܗܰܕܰܪ ܒܬܶܫܒܚ̈ܳܬ̣ܳܐ ܠܥܳܠܰܡ ܥܳܠܡܺܝܢ܀
ܠܳܟ ܝܳܐܶܐ ܫܽܘܒܚܳܐ܉ ܠܳܟ ܦܰܐܝܳܐ ܬܶܫܒܽܘܚܬܳܐ ܘܠܳܟ ܦܐܶܐ ܩܽܘܠܳܣܳܐ܉ ܐܰܠܳܗܳܐ ܕܟܽܠ ܐܰܒܳܐ ܕܰܫܪܳܪܳܐ ܥܰܡ ܒܪܳܐ ܝܺܚܺܝܕܳܝܳܐ ܐܳܦ ܠܪܽܘܚܳܐ ܚܰܝܳܐ ܩܰܕܺܝܫܳܐ܉ ܗܳܫܳܐ ܘܰܒܟܽܠܙܒܰܢ ܠܥܳܠܰܡ ܥܳܠܡܺܝܢ ܐܰܡܺܝܢ܀
ܡܳܪܰܢ ܝܶܫܽܘܥ ܡܫܺܝܚܳܐ ܬܰܪܥܳܐ ܕܪ̈ܰܚܡܰܝܟ ܠܳܐ ܬܶܐܚܽܘܕ ܒܰܐܦܰܝ̈ܢ ܡܳܪܝ܉ ܚܰܛܳܝ̈ܶܐ ܚܢܰܢ ܡܰܘܕܶܝܢܰܢ ܐܶܬ̣ܪܰܚܰܡܥܠܰܝܢ܀
ܚܽܘܒܳܟ ܐܰܚܬ̣ܳܟ ܡܶܢ ܐܰܬ̣ܪܳܟ ܨܶܐܕܰܝܢ ܡܳܪܝ܉ ܕܰܒܝܰܕ ܡܰܘܬܳܟ ܐܶܬ̣ܒܰܛܰܠܬ ܡܺܝܬ̣ܽܘܬ̣ܰܢ ܐܶܬ̣ܪܰܚܰܡܥܠܰܝܢ܀
ܩܰܕܺܝܫܰܬ ܐܰܠܗܳܐ. ܩܕܺܝܫܰܬ ܚܰܝܠܬ̣ܳܢܳܐ. ܩܰܕܺܫܰܬ ܠܳܐ ܡܳܝܽܘܬ̣ܳܐ ܕܐܶܨܠܶܒܬ ܚܠܳܦܰܝܢ ܐܶܬ̣ܪܰܚܰܡܥܠܰܝܢ.
ܡܳܪܰܢ ܐܶܬ̣ܪܰܚܰܡܥܠܰܝܢ. ܡܳܪܰܢ ܚܽܘܣ ܘܪܰܚܶܡܥܠܰܝܢ. ܡܳܪܰܢ ܩܰܒܶܠ ܬܶܫܡܶܫܬܰܢ ܘܰܨܠܰܘ̈ܳܬ̣ܰܢ ܘܐܶܬ̣ܪܰܚܰܡܥܠܰܝܢ.
ܫܽܘܒܚܳܐ ܠܳܟ ܐܰܠܗܳܐ. ܫܽܘܒܚܳܐ ܠܳܟ ܒܳܪܽܘܝܳܐ. ܫܽܘܒܚܳܐ ܠܳܟ ܡܰܠܟܳܐ ܡܫܺܝܚܳܐ ܕܚܳܐܶܢ ܠܚܰܛܳـ̈ܝܶܐ ܥܰܒܕܰܝ̈ܟ ܒܰܪܶܟܡܳܪܝ̱܀