Thema's
Wie is St. Efrem de Syriër?
“Efrem de Syriër” is een heel bekende naam onder orthodoxe christenen, zowel in het Midden-Oosten als in Oost-Europa: bijna iedere gelovige in Griekenland, Servië, Roemenië of Rusland – om maar enkele landen te noemen – bidt tijdens de Grote Vastentijd hetzelfde ‘Gebed van St. Efrem’ als Syrisch-orthodoxen doen. In het Westen is hij vooral onder goed geïnformeerde katholieken bekend, omdat een paus hem bijna een eeuw geleden tot ‘kerkleraar’ uitriep en stukjes van zijn dichtwerken in moderne vertalingen verschenen.
Toch is deze grote bekendheid van Mor Efrem niet méér dan een zogenaamde ‘naamsbekendheid’ – vele mensen kennen zijn naam, maar hebben geen flauw idee wie hij was of wat hij allemaal gedaan heeft in zijn leven. Juist daarom zijn allerlei legendes ontstaan, die hem graag afschilderen als een strenge kloosterling, terwijl men in zijn tijd nog nooit van dayroye had gehoord. Op dit bekend schilderij is hij als een Syrisch-orthodoxe dayroyo afgebeeld, wat hij nooit geweest is (de Syrisch-orthodoxe kerk ontstond ook pas enkele eeuwen ná zijn tijd). Wat natuurlijk wél helemaal klopt is de goddelijke inspiratie, die Efrem van de Heilige Geest ontving bij het schrijven van zijn gedichten.
Eigenlijk weten we pas sinds kort iets zekers over Efrems leven, omdat pas vanaf de jaren 70 zijn dichtwerken echt goed bestudeerd worden. Efrem werd rond 300 geboren in Nusaybin, toen de grootste Romeinse vestingstad in de Oriënt. De inwoners kwamen uit vele landen en volkeren en waren bijna allen heidenen. De christenen vormden maar een kleine groep.
Een zekere Jacob was van 308 tot 338 de eerste bisschop van Nisibis. Hij stichtte er een kerkelijke school, waar Efrem de belangrijkste malfono was. Ook bouwde Jacob een kerk, die het linker gedeelte vormt van het gebouw dat nog steeds in Nusaybin staat en naar hem genoemd is (het rechtergedeelte werd er in 359 door bisschop Vologeses aan toegevoegd als doopkapel, samen met de kleine crypte waarin het graf van Jacob te vinden is).
Efrem was één van de bnay wa-bnot qyomo, ‘de zonen en dochters van het verbond’. Dit waren mannen en vrouwen, soms getrouwd maar meestal ongehuwd, die hun leven aan God hadden gewijd. Zij vormden kleine groepjes die in gewone huizen midden in de stad leefden. Zij leidden de gebeden in de kerk en velen van hen waren malfone en malfonyoto.
Efrem was ook dichter en koorleider: hij schreef honderden madroše of ‘leerdichten’ voor een koor van de bnot qyome. Hij vond het verkeerd, dat vrouwen geen stem hadden in de kerk: als in de hemel mannen en vrouwen volkomen gelijkwaardig zijn, dan moeten ze dat volgens hem óók in de kerk hier op aarde zijn. Héél het volk van God moet uit volle borst zingen, vond hij. Daarom richtte hij een vrouwenkoor op, dat op een verhoging midden in de kerk stond. Op deze bimo stonden ook de lessenaar met het Evangelie en de zetel van de bisschop.
Efrems gedichten behoren tot de mooiste van de hele wereldliteratuur. Beroemd is vooral zijn meesterwerk, de Madroše over het Paradijs. Hier zie je de eerste verzen daarvan, in een manuscript uit 522 dat bewaard wordt in de Vaticaanse Bibliotheek en oorspronkelijk uit Deir as-Suryān, ‘het klooster van de Syriërs’ in Egypte, komt.
Toen de Romeinen Nisibis in 363 aan de Sassaniden overdroegen, trok Efrem via Amida (Diyarbakir) naar Edessa (Urhoy). Daar nam hij waarschijnlijk zijn activiteiten als schrijver en leraar weer op, en overleed hij op 9 juni 373.
Comments are closed